zondag, november 20, 2005

De eerste Artisdirecteur

Op 29 april 1836 richtte boekhandelaar/drukker/uitgever Gerard Frederik Westerman (1807-1890), de latere oprichter van Artis, een schrijven aan Koning Willem I – zelf een groot dierenliefhebber – waarin hij zijn ideeën uiteenzette en verzocht hem een uitgewerkt plan voor een hoofdstedelijke diergaarde te mogen toezenden. De koning zond het plan voor advies naar het gemeentebestuur en de gouverneur van Noord-Holland. De toenmalige burgemeester W.D. Cramer wenste het initiatief niet te ondersteunen omdat ‘er veel belangrijker, noodzakelijker en min gevaarlijker bemoeijingen waren, dan die met ene diergaarde, waarvan de oprigting in deze stad of hieromtrent hem geenszins geraden voorkwam.’
Hierop kwam de koning – vermoedelijk zijn eigen gevoelens geweld aandoend - met een negatief advies. Toen het Genootschap (opgericht op 1 mei 1838) 25 jaar bestond werd Westerman – die toen erelid was van 16 geleerde genootschappen – een erebeker ten geschenke gegeven, waaraan ook de Prins van Oranje en Prins Frederik hadden bijgedragen. Ook de mede-oprichters van Artis de commissionair J.W.H. Werlemann en de horlogemaker J.J. Wijsmuller – de drie W’s - moeten met ere worden genoemd.

Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van Artis, in 1863, schonk de tekenaar Willem Hekking jr. (1825-1904) oprichter-directeur Westerman een fraai herinneringsalbum. Het bevat 26 aquarellen van zijn hand met gezichten in de tuin en is voorzien van een rood fluwelen band en zilveren beslag. Hekkings genereuze cadeau werd ingegeven door zijn vriendschap met Westerman en zijn bewondering voor hetgeen in de loop van 25 jaar op Artisbodem tot stand was gebracht. De kunstenaar had die ontwikkelingen van nabij meegemaakt, onder andere als beheerder van het Etnografisch Museum van Artis.Zeker destijds had de tuin een romantische, parkachtige aanleg en bevatte diverse tot de verbeelding sprekende dierverblijven. Hekking mag gezien worden als degene bij uitstek die dat negentiende-eeuwse voorkomen voor het nageslacht heeft vastgelegd. Zijn album documenteert het veranderende aanzicht van de tuin gedurende de eerste 25 jaar van zijn bestaan. Voor diverse publicaties van Artis, waaronder de Jaarboekjes, vervaardigde Hekking illustraties. Enkele fraaie ontwerpen daarvoor zijn in het herinneringsalbum terug te vinden. Hekking droeg het album met de volgende woorden op aan zijn vriend Westerman:
Niet vruchtloos heeft uw voet het rijk der aard betreden;Vertrouweling der Natuur, voeg haar trezoor U aan;En, zaâm’lend, Amstels grond herscheppend tot een Eeden,Deedt Gij Gods wondermagt van duizenden verstaan!Een grootsche Stichting rees! – Veel, wat in zwoelte & stormenStaag worst’lend werd gewrocht, verdween. – De teekenstiftWordt weêrklank van het verleên en toovert de oude vormenweêr voor huns scheppers oog, als waâr het geheugen ’s schrift!Hij, die deéz hulde brengt, zal U geen wierook plengen,Zijn Eerbied werd ontzag; zijn achting liefde schier,Hij kent U; - maar de ideé een bloemkrans U te brengenWaarin “vergeet uw niet”, maakt hem als kunstenaar fier!

Gerard Frederik Westerman en zijn broer Johannes Casparus namen enkele jaren voor de oprichting van Artis nog deel aan de Tiendaagse Veldtocht tegen de opstandige Belgen. Van het afscheid van de beide broers in het uniform van de Vrijwillige Schutters van hun vader Marten Westerman is een prent bekend, waarin Westermans’ jongere broer reeds zeer bleek ingekleurd staat afgebeeld. Volgens ‘Het Amsterdamsche Geslacht Westerman’ sneuvelde Johannes Casparus op 12 augustus 1831 voor het beleg van Leuven als Vrijwillige Koninklijke Jager.
Door smart overmand schrijft Marten Westerman de volgende dichtregels, waarin hij zijn gesneuvelde zoon herdenkt:

O mogt ik, eer ge in smaad en hoon
Verzinkt mijn Vaderland!
Zoo sterven als mijn dierbre zoon,
Zijn wapen in de hand!

Gerard Frederik zou later een zoon naar zijn gesneuvelde broer vernoemen, want in 1839 mag de kleine Westerman de eerste steen leggen voor het nieuwe ledenlokaal: ‘Een jaar had thans de inrigting bestaan, en het scheen, dat bij de ontwikkeling der natuur, ook nieuwe bouwstoffen voor haren tempel werden aangebragt.
... en toen de schoone Meidag daar was, waarop de eerste steen zou worden gelegd voor de eerste zalen van wetenschappelijke strekking, toen waarlijk scheen het een feest, door velen rijkhalzend tegemoet gezien. Johannes Casparus Westerman, het vierjarig zoontje van den onvermoeid ijverigen commissaris, viel het ten deel dit plegtige werk te verrigten, gevolgd door deze regelen in zijnen naam:

Mijn kinderhandje, zwak en kleên,
Lag op deez’ grondvest d’eersten steen
Van’t fraai gesticht, uw welbehagen,
Waarop eens d’Amstel roem moog’ dragen.